Pictoright lanceert een richtlijn voor ontleningskunst
Mag het nou wel of niet, werk van anderen gebruiken voor een eigen kunstwerk? Andy Warhol deed het, Jeff Koons doet het nog steeds. En met hem vele anderen, ook dichter bij huis, denk aan kunstenaars als Marlene Dumas en Rob Scholte. Toch leidt appropriation art soms tot hoogoplopende geschillen, ook bij Pictoright. Het komt geregeld voor dat een aangesloten maker Pictoright wijst op gebruik van zijn werk door een andere maker. Wat doe je dan als auteursrechtenorganisatie voor beeldmakers? Strikt de wet handhaven? Ook als een grote groep beeldmakers ‘ontlening’ ziet als iets wat bij de kunst hoort? En wat als je er liever níet tegen wilt optreden; zijn daar dan goede argumenten voor te vinden?
Al die vragen komen samen in deze eerste online Pictoright Special. Het is de kick-off van een nieuwe reeks digitale themanummers, die steeds over een ander actueel onderwerp gaan. Deze primeur markeert de lancering van de nieuwe richtlijn die we voor ontleningskunst gemaakt hebben, en belicht die vanuit verschillende standpunten. Zo geeft dé auteursrechtenspecialist van de UvA zijn visie op de juridische kant, schetst de artistiek directeur van het Centraal Museum het kunsthistorisch perspectief en vertellen vier beeldmakers hoe zij er in de praktijk ieder op hun eigen manier mee omgaan. De sneak preview al gezien? In de filmpjes verderop in deze special gaan Aukje Dekker, Niek Hendrix, Ilvy Njiokiktjien en Koos Breukel dieper in op de ‘kunst van het kopiëren’.
‘Seismic Shift’ van David LaChapelle: het was het rijkste voorbeeld van ontleningskunst dat op ons bureau kwam te liggen met de vraag over een vermeende inbreuk. Dat gaf destijds een extra zetje om de appropriation art richtlijn verder uit te werken.
Ter ere van de lancering van vandaag laten we die prachtige foto hier nog eens zien. Heb je er al eens voor gestaan in het Groninger Museum om te kijken welke werken je erin herkent? Ga met je cursor over het beeld en test je kunstkennis. Wij hebben er zeventien gespot, maar het zijn er misschien wel meer.
Meer weten over ‘Seismic Shift’?
Pictoright lanceert een richtlijn voor ontleningskunst die meer mogelijk maakt dan je misschien van een auteursrechtenorganisatie zou verwachten. Het streven is de rechten van makers te beschermen zonder de vrijheid van expressie in de weg te staan.
Het is alweer enkele jaren geleden dat er bij onze zuiderburen een spraakmakend conflict plaatsvond tussen fotografe Katrijn van Giel en beeldend kunstenaar Luc Tuymans. Het ging allemaal om het werk ‘A Belgian Politician’ van Luc Tuymans. Dat schilderij had hij, zonder het erbij te vermelden, gebaseerd op een foto van de Belgische politicus Jean Marie Dedecker van Katrijn van Giel. De zaak eindigde uiteindelijk in een schikking, maar niet nadat de Belgische rechter eraan te pas moest komen en Luc Tuymans veroordeelde voor plagiaat. Het werk mocht niet meer getoond worden, anders zou Tuymans hoge boetes moeten betalen.
Verhit debat
De zaak zorgde voor de nodige beroering in de kunstwereld. Zo vond er een verhitte debatavond plaats bij de KNAW over deze kwestie en over ontleningskunst in het algemeen. Naar aanleiding daarvan deed toenmalig IViR-directeur professor Bernt Hugenholtz een oproep aan ‘de kunstsector’ om zich uit te spreken over appropriation art. Die waagde zich niet meteen aan dit heikele onderwerp; het bleef lang stil. Uiteindelijk besloot Pictoright de handschoen op te pakken en te gaan onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om in Nederland tot beleid hierover te komen dat door zowel beeldend kunstenaars als andere makers gedragen wordt. Want ook bij Pictoright doen zich geregeld dilemma’s met betrekking tot ontleningskunst voor.
Niet de makkelijkste weg
Zo kunnen twee aangesloten beeldmakers recht tegenover elkaar komen te staan, omdat de een het werk van de ander ongevraagd heeft gebruikt in zijn werk. Volgens de Auteurswet is dat in beginsel niet toegestaan, tenzij het om een uitzondering gaat, zoals de parodie- of citaatexceptie. Helaas zijn de grenzen van dergelijke uitzonderingen niet altijd duidelijk. Een strikte interpretatie van de wet zou hier wellicht de makkelijkste weg zijn, maar dat brengt een groot nadeel met zich mee: een beperking van de artistieke vrijheid. Want het gebruik van werk van anderen is voor veel kunstenaars onlosmakelijk verbonden met het creatieve proces.
Handhaving versus vrijheid
Met een groep prominente beeldmakers, juristen en andere deskundigen heeft Pictoright de afgelopen tijd de ins en outs van ontleningskunst besproken. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de Pictoright Richtlijn Appropriation Art. In deze richtlijn neemt Pictoright het standpunt in dat ontleningskunst onder bepaalde voorwaarden moet kunnen. Met de lancering kiest Pictoright voor een progressieve koers gebaseerd op het Amerikaanse model van de Code of Best Practices van de College Art Association. Afhankelijk van onder meer de vraag of sprake is van een nieuwe artistieke betekenis en naamsvermelding van de originele maker, treedt Pictoright in beginsel niet op tegen appropriation art. Daarmee hopen we de balans te hebben gevonden tussen het belang van handhaving van de wet aan de ene kant en expressievrijheid van de maker aan de andere kant.
Geen wet
Voor een goede toepassing van de richtlijn vindt Pictoright het belangrijk dat er bij twijfelgevallen externe expertise vanuit het veld wordt ingeschakeld. Daarom wordt er een commissie samengesteld van in ieder geval beeldmakers en juristen, die met Pictoright kunnen meedenken over waar de grenzen van de criteria uit de richtlijn precies moeten liggen. Even voor de duidelijkheid: Pictoright maakt geen wetten. De richtlijn is in principe bedoeld voor bij Pictoright aangesloten beeldmakers, en heeft dus betrekking op de vraag hoe Pictoright opereert op het vlak van ontleningskunst. Een rechter zou tot een ander oordeel kunnen komen. Het is in zoverre dus geen garantie. Het gaat simpelweg om een uitgewerkt en onderbouwd standpunt van Pictoright. Of dat standpunt ook extern effect zal hebben, is iets wat de tijd zal leren.
De complete richtlijn kun je hier downloaden. Het is een regeling met vier punten, die dient als leidraad bij de beoordeling door Pictoright. Ook als niet aan alle punten wordt voldaan kan Pictoright het nieuwe werk toelaatbaar vinden. Dat hangt af van de specifieke omstandigheden per geval. Om die reden zijn de voorwaarden ruim geformuleerd. Hieronder een toelichting per punt.
You can download the guideline in English here: Appropriation Art Guideline
Om appropiation art te onderscheiden van een ‘slaafse auteursrechtinbreuk’, kijken we in eerste instantie naar de artistieke betekenis. In hoeverre is deze anders ten opzichte van het gebruikte werk? Ook als de gelijkenis op het eerste oog groot is, kan Pictoright het, afhankelijk van de nieuwe context of betekenis, toch toelaatbaar vinden.
Bijvoorbeeld dit schilderij van General Idea, ‘Infe©ted Mondrian #2’: in principe een kopie van een schilderij van Mondriaan maar dan met een ‘besmet’ groen vlakje. Lees hier meer over het werk.
Het gebruik moet proportioneel zijn. Hoe nodig is het om ander werk in nieuw werk te gebruiken? Dat hangt onder andere af van het doel en de intentie. De gedachte is ook wel een beetje ‘hoge bomen vangen veel wind’: hoe bekender een kunstenaar is, hoe eerder het gerechtvaardigd wordt gevonden zijn of haar werk te gebruiken.
Bijvoorbeeld deze schilderijen van Peter Bastiaanssen uit zijn project ‘Yapping Modern Models’ (#metoo schilderijen). Hier heeft Peter Bastiaanssen telkens bekende kunstwerken van makers als Picasso, Munch en Hopper nageschilderd en daar welbewust een zwarte hond aan toegevoegd. Meer over dit project en het werk van Bastiaanssen kun je hier vinden.
Van belang is dat er niet ‘gepronkt wordt met andermans veren’. Zoveel als mogelijk moet duidelijk zijn dat er delen ontleend zijn aan het werk van een ander.
Zo heeft Laurence Aëgerter hier de bekende rode kamer van Matisse gebruikt en daar een vliegengordijn voor gehangen. Het is in dit geval duidelijk wat van Matisse afkomstig is en wat Aëgerter heeft toegevoegd. Datzelfde geldt voor de gedroogde ham voor Van Dongens ‘Vrouw met zwarte hoed’ en de huishoudtrappen voor Kandinsky’s ‘Composition VI’. Lees hier meer over deze serie.
Het noemen van de bron vergroot de toelaatbaarheid van ontleningskunst in de ogen van Pictoright.
Naamsvermelding kan heel traditioneel, zoals in het voorbeeld van Sherrie Levine, in een onderschrift bij een titel. Maar juist bij ontleningskunst is het niet altijd nodig omdat op deze manier te doen, omdat het soms al duidelijk is van wie er werk is gebruikt, zoals in de ‘Signature Series’ van Aukje Dekker in samenwerking met Geert Jan Jansen.
Verdeling van de vergoeding
Pictoright kan besluiten de rechtenvergoeding voor het nieuwe werk deels aan de maker van het originele werk toe te wijzen. Zo werd de vergoeding voor de in Het Parool gepubliceerde foto van de ‘LEGO Lobster Telephone’ verdeeld onder Jordy Koevoets en de Dalí Foundation.
Jordy Koevoets – LEGO Lobster Telephone, 2020
Een richtlijn voor ontleningskunst, houdt die stand in een rechtszaal? We vroegen auteursrechtspecialist Stef van Gompel van het IViR naar de juridische kant van de zaak.
1. Appropriation art en de Auteurswet; gaan die twee eigenlijk wel samen?
“Als je de Auteurswet strikt interpreteert is appropriation art daar lastig in onder te brengen. Appropriation art raakt aan het exclusieve recht van de maker van een werk, omdat er een verveelvoudiging wordt gemaakt. Alleen in specifieke gevallen, bijvoorbeeld voor parodieën, pastiches, en citaten, is het kopiëren van andermans werk zonder toestemming toegestaan. Maar appropriation art heeft lang niet altijd een humoristisch oogmerk, en het is nog maar de vraag of, en in welke gevallen, het juridisch als een kunstcitaat kan worden aangemerkt.”
2. Wat vind je ervan dat Pictoright de Auteurswet op dit punt vrij ruim interpreteert?
“Appropriation art is een breed erkende kunststroming, maar creëert wel een spanningsveld tussen de belangen van verschillende makers. Omdat de wettelijke grenzen niet duidelijk zijn, vind ik het een goed idee om daar vanuit de branche een richtlijn voor te maken. Je zou verwachten dat zo’n voorstel van een ander podium zou komen, bijvoorbeeld de Akademie van de Kunsten. Dat Pictoright het als eerste heeft opgepakt is opmerkelijk, omdat zij makers aan beide zijden vertegenwoordigt. Maar het is goed dat dit een discussie kan openen over toegestane appropriation art.”
3. Wat vind je van de inhoud van de richtlijn?
“De Code of Best Practices in Fair Use for the Visual Arts uit de VS heeft model gestaan voor deze regeling. Die Code is inmiddels een jaar of zes in gebruik. De richtlijn erkent beide kanten van de medaille. Het creëert ruimte voor appropriation art, maar laat geen één-op-één kopieën toe. Een belangrijke voorwaarde is dat er iets met het werk wordt gedaan. Er moet sprake zijn van nieuwe artistieke betekenis in een nieuwe context; er moet innerlijke afstand zijn van het oorspronkelijke werk. Het lastige is natuurlijk dat dat altijd een subjectief oordeel vergt. Toch pleit ik wel voor deze ruime uitleg van de wet omwille van de artistieke vrijheid. Er moet wel een artistieke rechtvaardiging zijn.”
4. Wat zou de impact van deze nieuwe richtlijn kunnen zijn?
“Het zou mooi zijn als dit richtsnoer voor aangeslotenen van Pictoright tot consensus in de branche zou leiden. Het is nog best spannend of er breed draagvlak voor is, daarmee staat of valt dit initiatief. In de VS is de Code of Best Practices tot stand gekomen na een uitvoerige discussie met de branche. Pictoright doet het andersom. Zij heeft de inhoud met een selecte groep makers en professionals opgesteld; we gaan de komende tijd zien hoe de regeling zal vallen in de sector.”
5. En in de rechtszaal?
“Als de richtlijn breed gedragen wordt, zou deze een normatief effect kunnen krijgen, waardoor er minder onenigheid zal bestaan over appropriation art. Dit is nu nog intern beleid van Pictoright; in geval van een rechtszaak zal de rechter moeten bepalen wat binnen de wet past en waar de grens ligt. Hoe breder deze richtlijn gedragen wordt in de praktijk en hoe langer hij bestaat, hoe groter de kans is dat de rechter deze bij zijn oordeel zal betrekken. De rechter kan er dus zeker naar kijken, maar de wet zal altijd leidend blijven.”
Hoe essentieel is appropriation art eigenlijk voor de kunst? Wat zijn opmerkelijke voorbeelden uit de geschiedenis? Waarom levert het zoveel discussie op? En zijn er grenzen aan wat moet mogen? We vroegen het Bart Rutten, artistiek directeur van het Centraal Museum Utrecht.
Het belang:
“Vanuit een kunsthistorisch perspectief gezien is appropriation art behoorlijk essentieel. Het is een eeuwenoud spel met dubbele betekenissen en verwijzingen dat onlosmakelijk met de kunst verbonden is. Kunst maakt enorm veel referenties naar zichzelf, dat zit in de haarvaten van het kunstenaarschap. Appropriation art is een stijlmiddel om te laten zien dat je je bewust bent van je voorgangers en hoe je je daartoe verhoudt. De manier waarop loopt uiteen van agressief tot complimenteus; van een beladen politiek statement tot een ode aan het werk van de ander. Het zou censuur zijn als de wet dat zou verbieden. Gelukkig is de kunst er ook om wetten te bevragen.”
De geschiedenis:
“Er zijn zo veel interessante voorbeelden die laten zien dat hoe wij over originaliteit denken sterk afhankelijk is van het tijdsgewricht. Het idee van het unieke in de kunst is veel minder diepgeworteld dan wij nu geneigd zijn te denken. Wist je dat er in het depot van het Stedelijk Museum een door Breitner geschilderde versie van ‘De staalmeesters’ staat? Er is zo ontzettend veel nageschilderd om het vak te leren en het vakmanschap te etaleren. Dat gebeurde al veel eerder natuurlijk. Van de 17e-eeuwse ‘Heilige Sebastiaan’ van Honthorst hier in het Centraal Museum weten we ook allang dat dit niet de eerste versie is. Omdat het een populaire voorstelling betrof is deze meermaals door Honthorst en zijn gezellen uitgevoerd. Het kan ook minder letterlijk. Manets ‘Executie van Maximiliaan’ (1868) verwijst impliciet naar ‘De derde mei’ van Goya: een stijlmiddel als politiek statement tegen de onderdrukking.”
“Op de kop af honderd jaar geleden markeert het Dadaïsme een belangrijk moment voor appropriation art. De Dadaïsten namen de vrijheid om bestaand materiaal te gebruiken, vooral om de kunst van haar voorname status te ontdoen. Zo gaf Marcel Duchamp de Mona Lisa een snor, een sikje en een dubbelzinnige titel: L.H.O.O.Q.”
“Een wonderlijke en heftige vorm van toe-eigening is van Robert Rauschenberg (1953), die een tekening van zijn grote held Willem de Kooning – weliswaar met diens toestemming – uitgumde om de gevestigde kunstorde van de sokkel te stoten. Aanhangers van fluxus en popart gingen daar gretig mee door. Prachtig voorbeeld is ook het werk van Elaine Sturtevant die naam maakte met enkel eigen kopieën van bekende kunstwerken.
Maar een van de mooiste voorbeelden vind ik het AIDS behang van General Idea uit de jaren tachtig, dat we anderhalf jaar geleden samen met het Stedelijk Museum hebben aangekocht. Dit Canadese kunstenaarstrio gebruikten het bekende LOVE letterontwerp van Robert Indiana om het woord AIDS mee te schrijven. In een parodie op de zuiverheid van de Stijl – ook die kon het virus niet ontlopen – besmetten ze ook de Rietveld-stoel en een aantal schilderijen van Mondriaan, waarbij het primaire geel werd veranderd in geïnfecteerd groen. Zodra het museum weer open kan, zijn het behang drie stoelen bij ons in de collectieopstelling te zien.”
De discussie:
“De discussie over wat toelaatbaar is en wat niet heeft negen van de tien keer met geld te maken. Als de onbekende schilder om de hoek het werk van een ander naschildert zou er niet zoveel ophef over zijn. In verweer komen tegen Luc Tuymans is de moeite waard, want achter zijn werk staan meestal wel wat nullen. Vergeet ook niet dat die discussie hier in behoorlijk besloten kring plaatsvindt. Wij denken puur vanuit een West-Europees of Noord-Amerikaans perspectief. In Azië hebben ze een totaal ander idee van origineel of reproductie. De normen en waarden hierover verschillen wereldwijd en zullen in de toekomst onderhevig zijn aan verandering.”
De grens:
“Het mooie is dat kunst van nature de grenzen aftast. Waar die grens precies ligt is lastig te bepalen, dat verschilt per geval. Volgens mij is een grens altijd een kwestie van maatwerk. Een ontleend werk moet authentiek zijn, maar wat is dat? Wat Duchamp deed kan de Mona Lisa prima aan. Maar duizenden slecht nagemaakte ballonhondjes van Koons of nijntjes op de markt doen wel af aan de kwaliteit van het origineel. Het zuivere beginbeeld moet niet overwoekerd worden door het daaraan ontleende werk.”
De voorwaarden:
Toestemming vragen hoeft wat mij betreft niet, maar de ander informeren dat je zijn of haar werk gebruikt is een goed idee. De kijker mag zich ook bewust van zijn dat het zweet van de ander erin zit, dus maak dat op de een of andere manier duidelijk. Musea kunnen daar een rol in spelen: wij houden in de iconografie bij wie en wat er in een werk geciteerd wordt. Als de nieuwe richtlijn van Pictoright het gesprek over dit grijze grensgebied bevordert, is dat mooi. Ik vind het prijzenswaardig dat ze het niet totaal zwart-wit hebben opgepakt; puur goed en kwaad bestaat nou eenmaal niet bij dit soort toepassingen.”
Jeff Koons gebruikte deze reclamefoto van NAF NAF uit 1985 ongevraagd voor zijn gelijknamige kunstwerk ‘Fait d’Hiver’. Het porseleinen beeld was in 2014 zonder bronvermelding te zien in Centre Pompidou. De fotograaf van het originele beeld stapte naar de rechtbank, die hem gelijk gaf. Koons en het Centre Pompidou gingen in hoger beroep, maar dat mocht niet baten. De hogere rechter oordeelde onlangs dat Koons, het museum, en de uitgever van de museumcatalogus een schadevergoeding moeten betalen. Het werk mag bovendien niet meer publiek getoond worden in Frankrijk.
De exacte datum van het webinar volgt op onze website en social media.
Meer weten over de richtlijn? Mail ons op: info@pictoright.nl.